"Als het Gods wil is dat ik vandaag nog sterve, dat dien heiligen wil dan maar geschiede"
Achilles Cools, negen uur voor zijn dood
Albert Leveugle, de ongehuwde zoon van Emile en Marie Roussel, verdient de kost als metser. Hij is 1,80 meter groot en heeft zwart haar. Op 1 oktober 1912 treedt hij als milicien in dienst van het Belgisch leger.
Op 17 april 1918 ligt het kantonnement Kousseboom in Lo onder hevig vuur. Aan de Kousseboombrug raakt Albert door obusscherven gekwetst en wordt met verwondingen aan het rechteroog, de rechterzijde en de linkerdij geëvacueerd naar het Belgisch militair hospitaal van Hoogstade, dat gevestigd is in het Gasthuis Clep. Hij overlijdt daar de volgende avond om 20.30 uur.
Het slachtoffer wordt op 20 april 1918 begraven op de Belgische militaire begraafplaats van Hoogstade, grafnummer 938, en op 17 december 1921 herbegraven op de gemeentelijke begraafplaats van Blandain, nu een deelgemeente van de stad Doornik.
Dezelfde dag wordt ook het kantonnement bij de herberg In den bombardon op de Kruisstraat langs de weg van Lo naar Nieuwkapelle gebombardeerd. Behalve Albert Leveugle vallen er bij het 24° Linieregiment nog meer slachtoffers: Henri Cappelle, Eugène De Cooman, Antoine Degueldre, Alphonse De Spiegelaere, Albert Stubbe en Corneel Baetes.