"Als het Gods wil is dat ik vandaag nog sterve, dat dien heiligen wil dan maar geschiede"
Achilles Cools, negen uur voor zijn dood
Eugène Dedain, de ongehuwde zoon van Augustin en Sylvie Slot, is arbeider in een steengroeve, hij is 1,67 meter groot en heeft bruin haar. Hij wordt op 22 september 1914 als milicien ingelijfd hij het 1é Regiment Karabiniers en krijgt zijn opleiding in het oefenkamp van Fécamp (Fr).
Op 24 april 1917 wordt hij door de Krijgsraad veroordeeld tot vijf jaar inlijving in een tuchtcompagnie wegens desertie. In november 1917 volgt een tweede veroordeling, dit keer tot 3 maanden gevangenis, wegens het publiekelijk gebruik maken van een valse identiteit. Op 19 maart 1918 deserteert hij voor de derde keer en wordt naar de 1° Cie voor Eerherstel van de 6° Legerafdeling gestuurd. Op 5 augustus 1918 vervoegt hij het 3é Regiment Karabiniers.
Exact één maand later krijgt hij in Pilkem, een gehucht van Boezinge, obusscherven in de borst. Hij sterft bij zijn aankomst in het Belgisch militair hospitaal van Beveren-aan-de-IJzer. Op 7 september 1918 wordt hij begraven op het kerkhof van Beveren-aan-de-IJzer en later herbegraven op de Belgische militaire begraafplaats van De Panne, grafnummer J - 63. Eugène Dedain wordt op 5 augustus 1919 bij Koninklijk Besluit gerehabiliteerd.